Daarmee komen we meteen bij een pijnlijk punt: in plaats van een rechtszaak stelt de wetgever voor dat transgenders (gedefinieerd als een ieder die zich niet geheel thuis voelt in het aanvankelijk toegekend geslacht/gender) zich uitsluitend kunnen melden bij het bevolkingsregister met een brief van een expert in genderdysforie, die stelt dat de aanvraag(st)er “diepgaand overtuigd” is tot “het andere geslacht” te behoren.Dit voorstel doet onvoldoende recht aan Yogyakarta Beginsel 3: het recht op erkenning overal van eenieder voor de wet. En dan met name punt B: “Alle noodzakelijke wettelijke, bestuursrechtelijke en andere maatregelen nemen om de door eenieder bij zichzelf vastgestelde genderidentiteit volledig te respecteren en wettelijk te erkennen.” Zonder meer is het huidige voorstel een stap vooruit die alle lof verdient, maar het kan beter. En het moet ook beter, als de wetgever de transgenders in Nederland écht serieus wil nemen. Wij zijn zeer bezorgd dat met het huidige voorstel transgenders nog steeds een tweede klasse zullen vormen in de maatschappij. Zoals het COC schrijft na uitkomen van het SCP rapport “Worden wie je bent”, over de situatie van transgenders in Nederland: “er is een masterplan nodig dat de problemen op alle fronten aanpakt”. Maar daartoe moet ook de basis van de wetgeving recht moet doen aan de (mensen)rechten van transgenders .
Wat is namelijk het probleem? Als iemand zich niet kan vinden in het bij geboorte toegekende geslacht, en de daarbij behorende socialisatie, zijn/haar juridische registratie uitsluitend kan laten wijzigen, indien een derde, in dit geval een “deskundige in genderdysforie”, de duurzaamheid van deze wens bevestigt, dan moet deze groep burgers vanwege hun persoonlijke identiteit aan extra eisen voldoen om juridische erkend te worden. Dit strookt niet met Yogyakarta Beginsel 3.
Het voorliggende voorstel vraagt om een “expert in genderdysforie”. Dat houdt op dit moment automatisch in dat de verantwoordelijkheid wordt gelegd bij de huidige zorgteams voor mensen met genderdysforie. Dus toch weer een gespecialiseerd medicus of psycholoog die moet vaststellen of er sprake is van genderdysforie, hoe ernstig die is, en hoe duurzaam (MvT). Hiermee wordt het zelfbeschikkingsrecht van transgenders opnieuw geschonden. Bovendien worden transgenders gemedicaliseerd, omdat het oordeel van een medicus wordt vereist.
De zorgteams voor mensen met genderdysforie hebben duidelijk te kennen gegeven niet op de rol van expert te wachten: hun taak is op dit moment al belast genoeg vanwege financieringstekorten en een groeiend aanbod. Los van een potentiële medische behandeling zijn de zorgteams van het UMCG en VUmc niet geïnteresseerd in een “diagnose light”. Wanneer de wet de medische behandeling als voorwaarde (dus ook als verwachting) schrapt, is er geen reden om hen te betrekken bij een beoordeling.
Tot slot heeft dit voorstel het risico dat er een nieuw psychomedisch specialisme ontstaat: de genderdysforie-expert. Deze expert zal grondig willen onderzoeken of de kandidaat/kandidate wel goed bij zijn/haar hoofd is, om het plastisch uit te drukken. Want de expert is verantwoordelijk voor het “ja” of “nee” en zal dus zeker van zhaar zaak willen zijn. Deze zal dus toch weer een pyschodiagnostiek willen uitvoeren. Dit is eigen aan het creëren van een nieuwe expertise, omdat het niet meer is gekoppeld aan de wens/eis van medische transitie.
In deze context is het belangrijk te realiseren dat “genderdysforie” een psychiatrische diagnose is vastgelegd in het ook in Nederland gebruikte handboek DSM (Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders) van de American Psychiatric Association, en in de wereldwijde WHO-classificatie van ziekten ICD (International Classification of Diseases and Related Health Problems). Onder meer de World Professional Association for Transgender Health (WPATH), belangenorganisaties Transgender Europe (TGEU) en ILGA – International Lesbian, Gay, Bisexual, Trans and Intersex Association stellen nadrukkelijk dat dit een verouderde en niet terechte classificatie is. De DSM-5 zelf stelt ook – paradoxaal – dat er met de identiteit van genderdysfore mensen niets mis is. Dan rijst onvermijdelijk de vraag : waarom stelt de wetgever een psychiatrische diagnose als voorwaarde om van geslacht te mogen veranderen? Blijkbaar acht de wetgever transgender mensen dus toch niet in staat om zelfstandig een weloverwogen beslissing over hun eigen leven te maken. Met dit wetsvoorstel wordt het medisch vereiste vervangen door een psychiatrisch vereiste. Een psychiatrische diagnose als voorwaarde voor een juridische verandering is buitengewoon vreemd, is een Fremdkörper in de wetgeving. Deze vereiste gaat opnieuw in tegen de Yogyakarta Beginselen, met name Beginsel 3.
Vanuit Transgender Europe kan Vreer ook met klem bevestigen dat het opnieuw pathologiseren van transgender personen tegen de mensenrechten indruist en contrair is aan de zelfervaring van deze groep mensen. Eind 2009 heeft de Europese transgenderconferentie op Malta, die vooraf ging aan de conferentie van ILGA Europe , een verklaring aangenomen, die later ook door ILGA- Europe is ondertekend. Deze verklaring roept nadrukkelijk op tot het niet langer pathologiseren van transgenderidentiteiten (zie: www.tgeu.org/node/87). Als Nederland vast blijft houden aan een deskundigenoordeel van een expert, verwijdert Nederland zich uit de kopgroep waar het zich net begon te positioneren en valt terug in het peloton van niet-mensenrechtenconforme wetgeving. Nederland kan een voorbeeldfunctie hebben voor omliggende landen die in hetzelfde proces zitten, door een menswaardige regeling voor transgenders te treffen.
De medische deskundigen van het VUmc en de WPATH bevestigen: genderdysforie is geen psychiatrische aandoening. Maar de maatschappelijke reactie op transgenders kan een zodanig hoge stress veroorzaken dat er ernstige genderdysforie en/of psychische problemen ontstaan. Dit heeft alles te maken met onbegrip, discriminatie, etc. Kortom, genderdysforie is voor demeeste transgenders het resultaat van een samenleving die ernstige moeite heeft met gendervariante mensen.
Veel transgenders leven redelijk makkelijk en zonder (wens tot) medische behandeling in een andere rol dan die van hen verwacht wordt op grond van het toegekende geslacht. Weet dat 90% (!) van de transgenderpopulatie in Nederland het zonder medische ingrepen stelt. Toch kunnen deze transgenders ook veel baat hebben bij het veranderen van hun registratie. Niet allen zullen de wens of de mogelijkheid hebben hun geslachtregistratie aan te passen, maar een aanzienlijke groep onder hen zal geholpen zijn door het laten vervallen van de eis tot het “bewijzen” van genderdysforie.
Voor transgenders die hun geslacht wijzigen, zijn er geen juridische consequenties. Het Nederlands recht maakt geen onderscheid tussen mannen en vrouwen. Er is juridische continuïteit tussen de ‘oude persoon’ en de ‘nieuwe persoon’. Ook blijft de nieuwe persoon gewoon vindbaar onder hetzelfde (niet geslachtelijke) BSN. In feite is genderregistratie in juridisch opzicht een bureaucratisch overblijfsel uit het verleden, dat tegenwoordig geen functie meer heeft.
Voor het identificeren van mensen wordt geslacht niet gebruikt. Mensen die worden getraind in herkenning van mensen, zoals douaniers, leren te letten op unieke persoonlijke kenmerken, zoals onder andere stand van de neus. Geslacht wordt als onvoldoende betrouwbaar geacht voor identificatie
Tot slot
Het is prachtig dat de eis tot medisch-somatische behandeling vervalt en dat de rechter ook verdwijnt uit het juridisch proces. Maar het introduceren van een psychiatrische eis en controle daarop doet geen recht aan het karakter van de wet noch aan de mensenrechten van transgenders. Transgender-zijn is geen pathologie. Zelfbeschikking met één hand toestaan en met de andere half terugnemen is een vreemde, onterechte en niet aan de mensenrechten voldoende constructie. Wij verzoeken u daarom met klem dit niet toe te staan en de expert-rol op deze manier af te wijzen.
Helaas is het volgens Nederlands recht niet mogelijk om analoog aan de Argentijnse wet – het schoolvoorbeeld van erkenning van zelfbeschikking, dat ook de weg naar transspecifieke zorg nadrukkelijk openhoudt – dat een burger zich zonder inmenging van een aangewezen derde bij het bevolkingsregister meldt voor een geslachtswijziging. Wat de wetgever wel kan doen, is de rol van deze derde zodanig verkleinen dat deze alleen een marginale toets van het eigen inzicht van de verzoek(st)er uitvoert, maar inhoudelijke (psychomedische) argumenten en toetsen buiten beschouwing laat.