Zonder X wordt het niks

Reactie Vreerwerk op Wetsvoorstel Wijziging voorwaarden geslachtsregistratie

Vreerwerk is enthousiast over enkele onderdelen van het voorstel en kritisch over een aantal andere. De kern van onze kritiek ligt in gebrek aan respect voor mensenrechten en autonomie van degenen om wie het gaat. Hun noden en wensen zijn niet genoeg gehoord. Ook zitten er enkele rare oplossingen in het wetsvoorstel.

We bespreken ze hieronder puntsgewijs.

Vooruitgang

Waar we zeer over te spreken zijn, is het afschaffen van de zogeheten deskundigenverklaring. Daar heeft de transgemeenschap noch hun vertegenwoordigers ooit om gevraagd. Bij de evaluatie blijkt de verklaring ook geen enkele meerwaarde te hebben, mensen op kosten te jagen en eigenlijk via een achterdeur toch weer extra belang te geven aan een evt medisch traject.

Ook tevreden zijn we met de verplaatsing van de procedure van de gemeente van geboorte naar de woonplaats. Dit scheelt reiskosten en moeite voor de aanvrager.

Zorgvuldigheid

De wetgever beroept zich voor de reden om de genderwijziging voor minderjarigen via de kinderrechter te laten lopen, op zorgvuldigheid. Dit met een beroep op art 3.2 van het IVRK (Internationaal Verdrag. Voor de Rechten van het Kind). Dit luidt:

De Staten die partij zijn, verbinden zich ertoe het kind te verzekeren van de bescherming en de zorg die nodig zijn voor zijn of haar welzijn, rekening houdend met de rechten en plichten van zijn of haar ouders, wettige voogden of anderen die wettelijk verantwoordelijk voor het kind zijn, en nemen hiertoe alle passende wettelijke en bestuurlijke maatregelen.

Niet geheel onbegrijpelijk redeneert de overheid hier voorzichtig. De belangen van ouders en verzorgers moeten ook worden meegenomen. Alleen gaat dat mank. Want door de gemaakt keuze ligt de nadruk op de belangen en problemen. Van de volwassenen. In plaats van op de keuzevrijheid en de belangen van het kind. 

De zwaarte die het wetsontwerp hier geeft – tezamen met een keuze voor de rechter – lijkt te wijzen op een idee dat het best zwaar is voor het kind, en dat het kind misschien niet zeker is, of dat de keuze grote gevolgen heeft voor het kind. Dat hoeft niet zo te zijn. Het betreft puur een sociale en juridische verandering, en er is geen enkele sprake is van medisch ingrijpen. Er is geen mens overboord als de aanvrager later tot de realisatie komt dat de genomen beslissing niet (meer) voldoet en deze wil terugdraaien. Dat betekent niet – zoals de wetgever lijkt te geloven in art 28aa – dat men spijt heeft van de keuze, dat de keuze fout was, maar dat de keuze niet meer past. En vaak blijkt dan dat de aanvrager zich meer in nonbinaire of genderqueere richting ontwikkelt dan tot man of vrouw. (Ehrensaft, de Vries,  Steensma). En dat is legitiem. Daarbij hoort dan ook de mogelijkheid de gendermarker te kunnen wijzigen. 

De keuze voor artikel 3.2 indiceert een groot gewicht voor de volwassenen die betrokken zijn. Alleen, wanneer je het General Comment 14 leest en wanneer je weet hoe zeker trans* kinderen zijn, dan lijkt het erg op zorgen van de volwassenen die doorgaans cisgender zijn en zich meestal geen goede voorstelling kunnen maken van de zwaarte van het Anders zijn, de zorgen zijn die het zwaarst tellen. En dat is niet terecht.

De kinderen die al jong een wijziging van hun naam en gender willen en via ouders/verzorgers aanvragen, blijken volgens de literatuur grotendeels ook achter deze keuze te blijven staan. Het gaat hier uitsluitend om de beperkte groep die zeker is dat ze het verkeerde hokje hebben gekregen. Er zijn ook kinderen die deze keuze niet maken omdat ze niet overtuigd zijn dat ze klopt. In deze procedure blijft die groep buiten beeld. 

Een snelle en eenvoudige procedure om van genderregistratie te kunnen veranderen is ook voor kinderen onder de 16 van belang. Omdat de overtuiging dat het bij geboorte toegekende gender niet klopt met hoe men zich voelt en wie men is, al heel jong kan optreden, pleiten wij tegen een leeftijdsgrens voor de juridische verandering. Mocht de wetgever per se een leeftijdsgrens willen opnemen dan is vier jaar geschikt, want het moment dat het kind naar het basisonderwijs gaat. Anderen noemen wel eens twaalf jaar, wanneer een kind naar het secundair onderwijs gaat. Daar zijn wij niet voor (wat ons betreft helemaal geen leeftijdsgrens) maar we kunnen ons er iets bij voorstellen als in de praktijk het kind wel sociaal van genderrol kan veranderen gedurende het basisonderwijs en eventuele certificaten en testen op de nieuwe naam kunnen worden overgeschreven. Waar er sprake van is, moet het kind dan wel meteen bij inschrijven voor secundair onderwijs met de juiste, nieuwe gegevens kunnen worden ingeschreven en worden bejegend. De school en andere instellingen (sportclubs bijvoorbeeld) hebben geen recht op kennis van de oude situatie. Daarbij is sprake van een dode naam en een dood gender. Men is dat niet meer.

Nochtans blijft in deze procedure een aanzienlijke groep buitenspel staan. Namelijk de groep die zeker is dat hun originele genderregistratie niet klopt, maar die niet van M naar V kunnen of andersom, want dat klopt niet voor hen. Een deel van die groep zal zich verder ontwikkelen richting man of vrouw, en een deel zal genderqueer of non-binair blijken te zijn. Iets wat nu het bekender is ook steeds sneller wordt opgepikt, ook door kinderen. Wanneer ze zouden kunnen zouden zij wel voor de X kiezen. Die geeft vooral aan ”Ik ben niet dit, en ik ben niet dat. Ik ben wat anders”. Nederlands onderzoek van een aantal jaren geleden geeft aan dat dit steeds vaker voorkomt. De groep genderqueer jongeren groei al sinds begin vorig decenium. Zij worden beter bediend wanneer de wetgever overgaat tot het instellen van een categorie “onbekend, irrelevant”. Diverse landen binnen en buiten Europa hebben deze mogelijkheid gelegaliseerd, en voorzien hiermee in een behoefte en erkennen dat gender door mensen is bedacht (een” sociale constructie” is). Landen waarvoor dit geldt zijn Denemarken Ierland Malta, Nieuw Zeeland, Australië, Nepal, India, Argentinië. Verder geldt het ook voor de staat New York (USA) en de provincie Ontario (Canada).

Betrouwbaarheid van registratie

De memorie van toelichting rept van de noodzaak van een betrouwbare registratie. In dit kader werpt dat de vraag op waarom de registratie niet betrouwbaar als er meermaals gewijzigd wordt? Registratie geeft stand van zaken weer en eventueel de historie. Zie bijvoorbeeld een huwelijksregister. De wetgever hecht een te groot belang aan genderregistratie. De noodzaak daarvan valt te betwisten. Dat iets bestaat is geen reden om het te handhaven. De wereld is niet statisch, tenslotte. In eerdere discussies is ook aangegeven dat er eenvoudige en betere oplossingen zijn. Het vergt alleen wat omdenken.

Mensenrechtelijk kader

In maart 2007 verraste een panel aan mensenrechtenexperts de wereld met de Yogyakarta Beginselen.Deze set van 29 Beginselen behandelen thematisch de toepasbaarheid van mensenrechten jurisdictie en jurisprudentie voor problemen van LHBTI mensen. Onder hen oud-VN mensenrechtencommissaris en president van Ierland, Mary Robinson; hoogleraar Toegepaste Mensenrechten, co-director van het Human Rights Law Centre van University of Nottingham en toenmalig lid UN Human Rights Committee (dat de naleving van het BUPO verdrag controleert) Michael O’Flaherty; Maina Kiai (oud VN mandataris voor vrijheid van vereniging en vergadering); en Vitit Muntarbhorn, de eerste VN mandataris voor LHBTI rechten. De Yogyakarta Beginselen zijn als zodanig een verzameling en een uitwerking van bestaande wetgeving. De Nederlandse regering heeft, bij monde van minister Verhagen van Buitenlandse Zaken, aangegeven als beleid de Beginselen te gebruiken. Ter gelegenheid van de tiende verjaardag is een uitbreiding gekomen, die de vooruitgang in ontwikkelingen in internationaal recht op dit thema meenemen en reflecteren. Deze update van 2017 bevestigt het belang van de originele Beginselen en breidt ze uit met 9 nieuwe Beginselen en 111 extra verplichtingen voor staten. Wij willen vooral wijzen op de vereisten onder Beginsel 3, Het recht op erkenning voor de wet:

Beginsel 3: “Eenieder heeft overal het recht op erkenning als een persoon voor de wet. Mensen van verschillende seksuele geaardheden en genderidentiteiten genieten handelingsbekwaamheid op alle gebieden van het dagelijks bestaan. De seksuele geaardheid en genderidentiteit die eenieder bij zichzelf vaststelt,zijn van wezenlijk belang voor de persoonlijkheid en behoren tot de meest fundamentele aspecten van zelfbeschikking, waardigheid en vrijheid. Niemand mag worden gedwongen om een medische behandeling te ondergaan, zoals een geslachtsveranderingsoperatie, sterilisatie of hormoontherapie, als voorwaarde voor wettelijke erkenning van de genderidentiteit. Geen enkele status, zoals huwelijk of ouderschap, mag als zodanig worden ingeroepen ter voorkoming van de wettelijke erkenning van iemands genderidentiteit. Op niemand mag druk worden uitgeoefend om zijn seksuele geaardheid of genderidentiteit te verbergen, te onderdrukken of te ontkennen.” 

Alle staten moeten:

B. Alle noodzakelijke wettelijke, bestuursrechtelijke en andere maatregelen nemen om de door een ieder bij zichzelf vastgestelde genderidentiteit volledig te respecteren en wettelijk te erkennen;
C. Alle noodzakelijke wettelijke, bestuursrechtelijke en andere maatregelen nemen om te zorgen voor procedures waarbij alle door de Staat verstrekte identiteitsbewijzen waarin iemands gender/geslacht is vermeld – waaronder geboorteakten, paspoorten, kiesregisters en andere documenten – de door die persoon beleefde en bij hemzelf vastgestelde genderidentiteit weergeven; 

Dit geeft helder aan dat het gaat om de “door ieder bij zichzelf vastgestelde genderidentiteit” dus inclusief die, die buiten de M/V dichotomie vallen. De Expanded Principles (YP+10) geven dit ook helder aan in Beginsel 31 (bij gebrek aan officiële vertaling hier in het Engels geciteerd):

(Principle 31) B)  Ensure access to a quick, transparent and accessible mechanism to change names, including to gender-neutral names, based on the self-determination of the person;

B)  Ensure access to a quick, transparent and accessible mechanism to change names, including to gender-neutral names, based on the self-determination of the person;

C)  While sex or gender continues to be registered:

i. Ensure a quick, transparent, and accessible mechanism that legally recognises and affirms each person’s self-defined gender identity;

ii. Make available a multiplicity of gender marker options;

iii. Ensure that no eligibility criteria, such as medical or psychological interventions, a psycho-medical diagnosis, minimum or maximum age, economic status, health, marital or parental status, or any other third party opinion, shall be a prerequisite to change one’s name, legal sex or gender;

Het moge duidelijk zijn dat het voorliggende voorstel niet voldoet aan de eisen die door de Yogyakarta Beginselen en daarmee mensenrechtenwetgeving, worden gesteld. WIj dringen dan ook aan op het bijstellen van het wetsontwerp in de richting van het internationaal normatieve kader van de mensenrechten.

Puntsgewijs commentaar

Artikel 1:20f: ad 3. Het is ons niet duidelijk waartoe deze opslag dient? Waarom 18 maanden? Hoe is toegang geregeld?

Artikel 1:28 lid 1: Het voorstel vraagt 4-12 weken voor in vivo bevestiging. Wij zien dit graag gewijzigd naar 2-12 weken. Er is geen goede reden waarom vier weken wachten noodzaak is. Aangezien er geen misbruik is gesignaleerd internationaal, is een vrij lange wachttijd ook niet nodig. Dat Denemarken een half jaar wachttijd kiest is irrelevant en een statistische afwijking. Overal elders is het veel korter.

Artikel 1:28 lid 3: Onzes inziens is dit niet voldoende voor het oplossen van alle knelpunten. Wat te doen met vluchtelingen die geen geboorteakte kunnen overleggen want situatie in thuisland is er niet naar? Zij zijn nog steeds uitgesloten van wijziging van hun papieren. Terwijl dit voor hen wel heel belangrijk is. In evaluatiegesprekken over de tekortkoming van de huidige Gert wordt dit veelvuldig genoemd. Kan dit (uiterlijk) meegenomen worden met naturalisatie? Andere oplossingen zijn ook gewenst, voor wie zich niet wil of kan naturaliseren.

Artikel 1:28 lid 5 ontkent de relevantie van een tweede wijziging. Het veronderstelde probleem kan worden ondervangen door het instellen van een X in het register voor eenieder die deze op prijs stelt. De X hoeft niet samen te hangen met een oneenduidig vast te stellen geslacht. Zie bijv. hoe Nieuw-Zeeland het heeft aangepakt. Maar ook het oordeel van het Duitse BundesVerfassungsgericht (BverfG) dat stelt dat de genderregistratie ofwel M, F, X moet kennen en voor iedereen open staan, dan wel afgeschaft moet worden. Zie. Dit alles op grond van gelijke rechten wetgeving. De rechtbank van Münster heeft bepaald dat de marker “Divers” open staat voor een ieder die zich niet als man of vrouw identificeert, ongeacht hun anatomie. De huidige, vernieuwde, Duitse wet voldoet nog niet aan het oordeel van het BverfG in Karlsruhe.

Het is goed mogelijk dat iemand besluit dat de verandering van een dichotome keuze naar de (enige mogelijke) andere niet is wat de bedoeling was en op grond van moverende redenen het oude geslacht prefereert. Bij mogelijkheid van een tertium in de vorm van een X die staat voor Onbekend dan wel Onbelangrijk, is de kans groot dat men voor die mogelijkheid kiest. Dat respecteert ook de persoonlijke historie van “het oude klopt niet” beter. Een ontwikkeling naar geslachtelijke en seksuele veelvoudigheid past beter in de contemporaine ontwikkeling en doet recht aan twijfelaars en genderverhuizers .

Artikel 28a: Voor 16–

Is de verzochte wijziging in het belang van de aanvrager?

Artikel 28aa: Tweede en volgende genderwijzigingen via de rechtbank. Wij vragen ons af: Waarom in vredesnaam? Het ontgaat ons geheel wat de logica hiervan is. Een praktisch argument er tegen is dat het in Noorwegen mogelijk is oneindig van gender te veranderen. Niet dat men dat verwacht. Het is dus niets nieuws. Men vindt het niet zo’n probleem. In Noorwegen levert iedere nieuwe wijziging overigens een nieuw BSN op. Dat probleem hebben we hier in Nederland niet. De bewerkelijkheid waar vroeger sprake van was (papieren boeken ophalen, glosseren) is geen sprake meer van. Nu is het eenvoudigweg het opzoeken van een computerdatabaserecord en dat wijzigen wanneer de juiste gegevens aanwezig zijn.

Een betere oplossing is wederom het invoeren van een ongespecificeerd gender, met de X als indicator. Anders gezegd: “Zonder X wordt het niks!” En ook Human Rights Watch heeft in hun rapport over Nederland (2013) beargumenteerd dat het niet aan de overheid is om te bepalen welk geslacht tot welke gender indicator leidt.

De werkelijkheid is complexer dan de huidige wetgeving, inclusief dit ontwerp, in regels vangt. Trans* mensen zijn niet ziek of gek om hun trans* zijn. Ze zijn hooguit wat ongebruikelijk, maar ach dat waren homo’s en lesbo’s veertig jaar geleden ook. Daarvan is de hemel ook niet naar beneden gekomen.

Wij zien geen redelijke grond voor de overheid te eisen dat iemand zich voegt in de beperkte mogelijkheden van genderregistratie die er nu zijn. Dat gaat tegen basale rechten in. Zoals het Duitse Constitutioneel Hof onder meer duidelijk maakt. Er is sprake van ongelijkheid als je alleen M of V kunt registreren en anders niks (letterlijk een open plek) als oplossing hebt. Door het afschaffen van de registratie (wat het Hof als mogelijkheid gaf) of door het mogelijk maken van een extra optie in de genderregistratie (zonder extra criteria), ontneemt de overheid moeilijkheden aan deze mensen en verschaft ze gelijkwaardigheid in registratie.

In een rapport omtrent de stand van zaken in genderregistratie, stelt ook ILGA Europe, de belangenvereniging voor LHBTI personen in Europa en Centraal Azië:

“a person’s gender marker, and gender identity, or expression do not necessarily “match” in a binary logic and it would be cisnormative to assume they always do. This point is problematic for many trans and intersex persons, as well as for cis persons whose gender expression does not conform to normative gender expectations.”

Met vriendelijke groet,

vreer verkerke

Revisiting the “Wildcat Strike in the Gender Factory”: Material Effects of Classification

ABSTRACT: Taking up a central metaphor of “the wildcat strike in the gender factory” from Dwight Billings and Thomas Urban’s formative 1982 article “The Sociomedical Construction of Transsexualism: An Interpretation and Critique,” I trace how trans lives are tied in with law and medicine, and how psycho-medical classifications affect material lives of trans people. I question several core elements of contemporary gatekeeping to trans* healthcare. Next, I describe the material effects that classification discourse and medical practice have on the history and future of gender diversity. I argue that classifications serve among other things as a means to limit and control various genders and bodies. In the last part, I take a closer look on the struggle for liberation from these shackles. While Billings and Urban see the trans* phenomenon as a “wildcat strike in the gender factory,” resisting imposed gender categories, this essay explores how prophetic the authors were.

AUTHOR NOTE: j. vreer verkerke is a longtime trans* and socialist activist who founded several trans* collectives, such as The Noodles, Principle 17 for the right to the highest attainable standard of trans* health. Vreer uses they/them/their or que/que/que’s as pronouns. Through Principle 17 que works on a human rights based trans* health care in the Netherlands, where que lives. They were up to recently a member of Transgender Europe’s Steering Committee and form part of GATE’s civil society expert group on ICD reform. Que’s piece contains their own opinion. You can reach que through e-mail at vreer@vreerwerk.org

Marxist (Marx & Engels, 1845) and feminist (Haraway, 1988) praxis recommends the author to position themselves and acknowledge how they situate their knowledge production practices. I embody the position of a longtime trans* and socialist activist who founded several trans* collectives in the Netherlands, such as The Noodles and Principle 17, to fight for the right to the highest attainable standard of trans* health. My agenda here is to tell a story that shows how classification means pathologisation of trans* identities, of identities tout court; how it affects trans* people; and how systems that deem them incapable or undesirable for decisional
autonomy are detrimental to the right to life itself.


The Beginning

The history of modern transgender presence in the geopolitical Western world is considered to start in late 19th century. In 1897, a physician and sexologist Magnus Hirschfeld founded the Wissenschaftlich-humanitäres Komitee (The ScientificHumanitarian Committee, WhK) in Berlin, today considered the first LGBT advocacy group in the (Western) world (see: Lauritzen and Thorstadt, 1995). In Transvestites Hirschfeld describes his first “cases,” he was also involved in the first transgender surgery – on Dora Richter, in 1931, in Berlin (Meyerowitz, 2002, p. 21). In those days the difference between trans* and homosexual was not yet canonized. In 1966,
Harry Benjamin, Hirschfeld’s colleague at WhK, authored The Transsexual Phenomenon (1966), that for years functioned as the “Bible for transsexuality.” Outside the Western world, gender diversity (that only from 19th century became fully binary) is known to have been recognised already for ages, with well-known examples like the South Asian hijras, pre-Columbian travestis in Latin America, shaman in North East Asia (see e.g. Feinberg, 1996). In many places, these non-binary gender systems were destroyed with the arrival of settler-colonizers. Philosopher Giuseppe Campuzano (2008) shows for Peru how pre-columbian genders disappeared through colonialism. Their destruction started already in the 16th century and was witnessed by Quechua nobleman Felipe Guamán Poma de Ayala (1978), who famously chronicled colonial violence inflicted on the indigenous peoples in the Andes. Similarly, contemporary decolonial philosopher María Lugones (2008) argues in Heterosexualism and the Modern Colonial Gender System how gender structures of the Yoruba in
Nigeria and Native American tribes were subordinated by Western practices (p.196).

Trans Murder Monitoring Report November 2018: 2982 dead since 2008

In many geographical contexts trans* people experience violence. In modern times, this continues in many places as evidenced by the “Trans Murder Monitoring Project,” issued by Transgender Europe (TGEU), a non-governmental organization advocating transgender and intersex rights. In Europe, Turkey and Italy take the lead with respectively 43 and 36 killings since 2009, in the USA around 20 mostly trans women of colour get killed yearly (see e.g. Kellaway & Brydum 2015; Advocate.com Editors 2016). There is no safe place for trans* people. Transphobia exists even among left wing and feminist organisations and theorists. One hugely important factor behind this is the Western classification system, as this essay will show. A formative article by Billings and Urban (1982) conceptualised trans* people’s existence as a “wildcat strike in the gender factory” (p. 282), and equaled trans* people’s refusal to continue living their assigned gender or in an unaltered body, to a strike that is neither authorised nor legal, opposing the production of gender binary. I explore how far they were right.

Classifications

In this section I will explain what kind of classifications are imposed on the bodies of trans* people. The process of medically assisted gender transition is governed by two complementary classifications. The first one is the Diagnostic Statistical Manual for Mental Health Disorders (DSM), currently ICD (ICD-CM) is meant for that, the ICD, as a classification, is mostly meant for morbidity and mortality statistics.
When looking at the two classifications, positive changes are visible. The current version of the DSM employs the word “gender” instead of “sex” and opts for “gender dysphoria” instead of “gender identity disorder.” These choices in nomenclature remain problematic as sex characteristics, corporeal/bodily phenomena that are not considered to have unequivocal influence on gender development, are still included in the DSM (Karkazis, 2000, pp. 47–62). The term “gender identity disorder” indicated that trans* identity itself is problematic, while “gender dysphoria” focuses on the issues people may have while living a trans* life. It seems that it was a close call that “gender incongruence” – a term preferred by many trans* activists – did not end up as the term of preference. The ICD is still in beta version for the coming edition, but chooses “gender incongruence” and more importantly, we also expect the new terminology to appear in a non-psychiatry related chapter about sexuality-related issues.
A psychiatric gatekeeping to access trans* health, often required on the basis of the classification, can be relatively swift, comprising a few sessions with a psychologist, to very intense and upsetting through a required stay of six weeks in a psychiatric ward, as has been the case in Ukraine and Belarus. France still requires health care recipients to see psychiatrists and endocrinologists who display little understanding and sensitivity towards trans* people and their needs. Denmark healthcare-wise also counts among the most regressive systems in Europe, notwithstanding the legal change made. Where some (mostly high-income) countries have simplified the legal gender recognition procedures, the majority of countries have no provision in gender identity recognition at all. Furthermore, their trans* and gender diverse inhabitants live in daily fear of discrimination and violence.

Trans* entanglements

When looking at legal changes towards fully free and self-determined gender change, it’s important to keep in mind that the healthcare and legal recognition are tied-in together. Most places offering legal gender recognition require drastic medical interventions, like castration, as criteria for approval. Just a few countries disentangled this tie-in: Argentina, Malta, Ireland, Norway, and Denmark. Only the first two of them have also depathologized the access to transition care itself. Everywhere else, the requirements for legal change are mental health interventions and/or as full as possible physical approximation of the body to that of “the other sex;” underlaid by a genital focus of the clinic. In 2013, this inter-dependence was affirmed by the UN as “tantamount to torture or cruel, inhuman or degrading treatment or punishment” (United Nations Human Rights Council, par. 78). This is a good example illustrating that, despite the fact that rights-based discourse has its problems such as its top-down workings and its belonging to a liberal worldview, using human rights as the force of transformation is currently an effective tool.
Overall, basic tenets of medicine and psychiatry around gender, however shifting and changing, are still considered valid; genders may change to previously unfathomed diversity, sex however remains discrete and where not, it is diagnosed as a disorder of sex development. This is the rationale why sex characteristics and gender incongruence are going into one chapter in ICD-11. Gender is diverse, but sex must be fixed, as the basis of the psycho-medical worldview is to rest untouched. This way even the effects of declassification are limited, until also gender registration itself becomes irrelevant.
According to the United Nations, everyone has a right to the highest attainable standard of health (Preamble of the WHO Constitution, CESCR art. 12, GC 14, GC 20). This applies indiscriminately, with “only” economic development as a limiting factor. This includes health care related to gender transition. For trans* people, however, this right is undermined with many restricting procedures. In most countries that follow DSM, ICD, and/or the World Professional Association for Transgender Health’s (WPATH) Standards of Care (SOC, version 7 is current) having a referral letter that states conformity with DSM-code 302.85 (“Gender Identity Disorder in Adolescents or Adults”) or ICD-10 code F64.0 (“Transsexualism”), is a requirement before accessing gender transition related healthcare. That, in turn, constitutes a precondition to access legal recognition. In practice, often there is no right to health care for trans* people, but an obligation to undergo medical procedures in order to be able to change one’s gender marker on a passport or birth certificate.
Available gender transition procedures are mostly provided against a strong psycho-medical gatekeeping system. A psychiatrist first evaluates if the candidate complies with the diagnostic criteria for “gender identity disorder” or “gender dysphoria.” These are, among others, based on suffering caused by “incongruence” between one’s experienced gender and assigned gender (DSM-5 in: IFGE, n.d.). Because of these requirements in psychiatric or medical classifications, no one passes directly to a medical professional for access to hormones or surgeries. Also, not everywhere where there is a requirement of medical treatment, the resources to do that, such as a team of qualified professionals, are available. This way classifications, medical opinions and social norms become a warren of requirements to respond to.

An ontological fight for rights and agency

J. R. Latham (2016) signals in Making and Treating Trans Problems that the fight for trans* respect is also an ontological fight. Behind this statement lays a different idea about the production of reality. It is not the commonsense realism that assumes reality is objectively knowable and independent of the observer, but the idea that methods also make realities (Law, 2004 in: Latham, 2016), brought forward by scholars such as Bruno Latour, Annemarie Mol, or John Law. It matters how you see the world to define realities. According to Law reality is “not independent of the apparatuses that produce reports of reality” (2004, p. 31). Latham writes, “the systems designed to treat trans patients reiterate a specific trans ontology and trajectory of treatment […] that does not reflect how many trans people experience their bodies and lives” (p.2). Latham argues that transsexuality, the psycho-medically defined sub-identity of transgender that is eligible for medical assistance, is produced by precisely the medical process, while it is assumed to precede intervention (Latham 2016, p.2). Medical interventions are based on politics that are opposed to this different ontology, of how trans* people imagine their lives, bodies and histories; one that is growingly rooted in autonomy and agency, stimulated by emancipation and activism as we will see towards the end of this essay.
Confronting the dominant idea, expressed by Selvaggi and Giordano in “Aesthetic Plastic Surgery,” that trans patients seeking gender confirmation surgery are clearly different from cisgender patients and need extra care, Latham examines “how clinical practices act in the making of trans realities, foreclosing particular iterations of what transexuality (sic.) could be” (p.1). Latham dissects the assumptions and the reasoning. They use the main principles for medical intervention precisely to create trans people as a separate category. Riki Wilchins would call their attitude gender-pathophilia (Wilchins, 1997, p. 225), an obsessive need to pathologize any kind of gender behavior that makes society feel uncomfortable. Latham shows how people with different gender identifications and/or expressions are treated differently from cisnormative population when seeking the same kind of health care interventions they may need: hormone replacement therapy, plastic surgery, facial feminization surgery (FFS), or genital surgeries. Morgan (2015), in “Self-determining legal gender: transgender right, or wrong?,” shows that medical professionals in Ireland and the UK also assume trans people need protection against delusions. Intersex and trans* activist Mauro Cabral summarizes the strong entanglement of health classifications and legal gender recognition by saying that, on the one hand, the codifying of trans* identities and experiences in diagnostic terms confines them to a psychiatric ontology whose effects on life are negative – effects that do not only constitute trans* persons as less, but that also decidedly contribute to an institutionalized and normative reproduction of gender stereotypes. On the other hand, the same codification presents itself – and, in many cases, is also defended by these same trans* people – as a way to access rights. Particularly the right to surgically modify the sexed body and to the right of legal gender recognition (Cabral in: Suess Schwend 2015, p. 418).

Material effects of pathological classifications

Most literature on the effects of pathologisation and mental health classifications concentrates on psychological effects thereof, minority stress, lack of wellbeing and the effects of medical treatment (such as e.g. hormonal effects on the body). Less is known from a sociological angle, how well people manage on the material, economic level and in labour market. Even less research is done on how this is connected with the idea that mental health classification of difference sets people back in society.
Pathological classification has very tangible material effects on trans* people.
The first effect of identity disorder classification is stigmatization. Some people find the diagnosis comforting as they now have a recognition that what they experience is “real” somehow, that they are transsexual. Others refuse classifications, opposing the pathologization of trans* experiences overall. However, in both cases, they are all affected by discrimination and marginalisation, insofar as they are classified as having gender dysphoria.
Rampant discrimination and violence have always affected trans* people, but the psychiatric stigma adds an important new element to it (Cabral, 2016; Suess Schwend, 2016; Winter et al., 2015). As with homosexuality, trans* has not always been a psychiatric category. Homosexuality entered the DSM in 1952 and after a fierce struggle by activists and professionals it disappeared in 1974. However, in that same edition it was trans issues which entered the DSM. While scholars have shown how this is not a matter of causality (e.g. Zucker and Spitzer, 2005), it is clear that in both cases gender normativity is the common theme that brings them into the DSM and ICD (Valentine, 2007; Bernini, 2014). The DSM and ICD strengthen the stigma by confirming that trans* people have psychiatric mental health issues connected to their experience of gender. This fuels transphobic stereotypes that get picked up by media and popular culture: the stigma of a “man in women’s clothes”; and, to a lesser extent, “women dressed up as men” heightens the risk of trans* people being outlawed, refused a house, a job, or education. It also justifies violence, very often from police and security functionaries. Reported killings of trans* people keep on rising. According to TGEU’s Trans Murder Monitoring project (TGEU, 2016), we witness over 275 victims a year. For example the UK scores 65% on discrimination experience in the previous year (FRA, 2015, p. 21, p. 24).
The material effects of pathological classifications should be understood in intersection with other dimensions of discrimination: the lack of legal gender recognition that would enable trans* and gender diverse people to change their gender marker; the absence of regulations that protect trans* people from violence, discrimination, and even murder; and the inability to access affordable health care (both general and transition related) lead to socio-economic setbacks (NCTE, p. 125).
Another very important effect that pathological classification has is that it only allows for the production of certain bodies. The biopolitical effect of legitimation acknowledges only certain identities, for instance those labeled as “transsexual.” Therefore, other non-normative identities and bodies are delegitimised, declined recognition. In a system that upholds the biologistic notion of only two “sexes,” all sex/gender variances that diverge from it are exceptions to the rule, at best. In the DSM-5, and in discussions around the ICD-11 version, other genders are mentioned, but they remain an afterthought. Non-binary genders are still waiting in the wings to be “recognized.” Nowadays non-binary trans* people have to go through intensive psychiatric evaluation for having a non-normative gender identity before being able to access health care (if any). This is not only a human rights violation, but it has strong material and psychological effects on people. However, although recognition for all trans* people is important, this cannot happen completely within a stigmatising framework such as the psychiatric diagnosis.pathologization

Resistance is fruitful

“The wildcat strike in the gender factory” has brought some positive results. The vision of the wildcat strike, as described by Billings and Urban, is that the marginalised who are a product of that same system would autonomously rise to overthrow its medico-capitalist ways of producing bodies and identities. Like activist workers, trans* people have organized, and still keep organizing, to fight the “class struggle of gender.” Years of activism have led to change in attitudes and legislations, although we need to add that these changes are not universally good and they do not work
in the same way for different groups. As we saw earlier, advocacy and activism have led to changes in DSM and ICD and institutional practices such as the UN appointing an Independent Expert for “Sexual orientation and gender identity” (SOGI) issues, stepping up for intersex children’s rights, or Argentina adopting in 2012 the legal gender recognition law that is still considered the Gold Standard for trans* rights.

“Trans identities are not an illness”

Protests against pathologisation really took off from the change process from DSM-IV to DSM-5, that ended in 2013. In this process, the definition changed from gender identity disorder (making the identity disordered) to gender dysphoria that puts more emphasis on the problem, namely “dysphoria,” one has while being trans. The diagnostic criteria have not changed much, and they remain rooted in universalised and naturalised Western understandings of gender roles, e.g. strictly gendered use of dolls or cars (needless to say, trans activists react bewildered to this criterion). Despite all this, this shift in nomenclature can be meaningful in some more conservative settings.
The DSM has provoked resistance in trans communities. The pro-depathologisation movement is an international movement. In their dissertation, Amets Suess Schwend (2015) focuses on the “Stop Trans Pathologisation” (STP) campaign, charting how multiple ways of resistance have formed in different places. Some examples of this resistance are the campaigns “L’autèntica malaltia és la transfòbia” (The real sickness is transphobia; that adopts a strategy of reversing the gaze), “Ni hombres, ni mujeres, el binarismo nos enferma” (not men not women, the binary makes us sick; criticism of a dichotomous system), “Por el placer de ser trans” (for the joy of being trans; about creating happy narratives). In the Netherlands continuing education through social media by trans activists and the push towards legal change are slowly breaking the cultural hegemony of transphobic doctors.
Activists struggling for freedom and rising consciousness advocate for the recognition that trans* identities are valid in and of themselves and not through pathologization. The struggle involves more and more people with different nonnormative identities. This struggle has centered, among other aspects, on showing that the dominant ideas in the medical profession are the product of heteronormative prejudices that do no justice to our lives. In result, the attitudes of professionals are slowly changing, making them consider different frameworks. By refusing for the psychiatric diagnosis to have the last say, this struggle creates room for wider visibility of different identities. Through the emancipation that is connected with the trans* movement, the power held by classifications and diagnosis is visibilised as a disciplining power that affects materially the lives of trans* people. Resistance proves to be fruitful. We are getting closer and closer to a non psycho-pathologising understanding of the ways in which access to health care should be provided to trans* and gender diverse people. The actions, oppositions
and critiques to the medical committees that have the power to update relevant texts such as the DSM have contributed to this change, as Susan Stryker (2006) describes in her “Words to Victor Frankenstein” in relation to the protest action at the APA meeting. Also human rights declarations and activism are pacing the way to relevant change. For example Transgender Europe (TGEU), Global Action for Trans Equality (GATE), International Campaign to Stop Trans Pathologization (STP), Centre of Excellence for Transgender Health (COE), European Union, United Nations; as is also a growing corpus of scientific literature that is more aware of trans* perspectives (see: The Lancet, series “Transgender health”, June 2016). This change is a contentious affair that should not be left to the medical discipline alone.

This strike is ours!

In this essay, I have given a short overview of how trans* and gender diverse people have for a long time been considered mentally disordered and thus their experiences have been forced into a psychiatric corset. Coinciding with a rising selfconsciousness, a new militant trans* movement formed and the update of the DSM classification was taken as a moment to get involved and act up for accessand availability of gender transition health care. Through multi-tier action the influence of this movement grows exponentially and can no longer be ignored.

Billings and Urban in their article express deep distrust towards the medical establishment and protest against transgender surgery as a solution for social discomfort. They reproach trans* people that they don’t firmly and univocally reject the gender binary and fail to recognize that trans* people are as much of a product of heteronormative society as anyone else. But who are they to call for trans* disobedience? It’s not their strike. Their myopic approach keeps heteronormative society blame-free, with contemporary researchers and practitioners still thinking that
trans* people are “special” or suffer from a certain “disorder.” Billings’s and Urban’s blaming of trans* people is counterproductive, that is why in this essay I intercept the metaphor central to their paper and show its subversive potential. The wildcat strike in gender factory continues: while a disentanglement of legal recognition and medical assistance is one important aspect of it, without a model of informed consent granting us our agency, we are still a long way from home. Therefore, a unified action pressuring states and international bodies to adapt their laws and regulations coupled with the work of reclaiming our agency, will in the end lead to a societal transformation and get us there.

The original PDF of the article (with notes and bibliography) can be accessed here: http://gjss.org/sites/default/files/issues/chapters/papers/GJSS%20Vol%2014-2%201%20Verkerke.pdf

Useful and necessary?

Yesterday, June 18, 2015,  the Justice and Security Committee of the Dutch Second Chamber held a debate on the need for gender registration.A parliamentary majority last week voted to do away with the requirement of it “where possible”. The minister promised to work to reduce the level of registration.

In an apparent global first, Dutch government agrees on the aim of abolishing gender registration where it is not needed in the public sphere. The debate – with only liberal and progressive parties present – was held in an open and understanding, solution oriented atmosphere, where the minister of Security and Justice said “Every minority counts for me”, thereby restricting the reason for the measures to the trans* and intersex population.

The Members of Parliament that were present all referred to the annoying and sometimes invalidating examples of having to show a gendered ID on the train when not looking like the conductor expects from your gender marker. Or buying a drink in the bar, looking young, showing your ID and then be publicly laughed at for not looking masculine enough. Initially used as examples of the trouble the wrong gender marker brings, he examples are now taken as an indication the trouble any marker can bring and led to the question whether there is any need for the controlling company or state institution to know the person’s gender or genital layout.

Parties insisted it should be possible for the individual to choose whether to be addressed by gender (and which then) or not. A motion by Groen Links (the Dutch Greens) to abolish gender registration on the birth certificate was met with surprise and lack of understanding: parents want their child to be registered with a gender! The idea that gender registration at birth was never meant to please parents but served a greater interest to be able to call the able-bodies men to arms, never really led to the conclusion that this measure is antiquated and ripe for striking, since we don’t have compulsory attendance anymore. Abolishing this most fundamental registration of all, appears to be a bridge too far. Understandable since few convincingly advocate for a less patriarchal society.

The minister’s argument calling for civil society to change the behaviour of commercial entities in gendering customers was not generally met with agreement. Groen Links was adamant in telling the minister that the state should practice what it preaches and propagate the principles of the law.

While the debate was very open, it became clear during the interventions that there were no clear thoughts on what is meant by sex or gender registration, or what constitutes a legitimate need. Classical examples are issues like labour equality between men and women, mama carcinoma research, prison service, population research. Whilst the concerns are serious and without addressing lead to several important political deficiencies, none of these examples are adequate for arguing the need of registration preservation. Medical issues should be regarded by body type, having certain physical characteristics like which reproductive organs, which chromosomes, familiar anamnesis, as also the medical world actually does not have one definition for what they call sex. Most other issues can bes checked on the basis of self-identification. The example of prisoners also requires social role, not gender marker in some ID document. The fear for ‘predators’ is misplaced and naive, as if in same-sex facilities no harassment takes place, and as if lack of gender marker automatically ‘abolishes’ all social gender roles. With a bit of creativity a solution for everything can be found.

Politics by the way is not opposed to introducing a gender neutral option in registration, some are pretty much in favour even. But in case they want to do this in the birth registry, they may case more trouble than they foresee.

Concrete demands by the  MP’s present are: research the need for gender registration on all levels, make registered data available on need-to-know basis (and exercise scrutiny in that). The minster is wiling to take care of some short-term solutions and wants to start research into the consequences of removing the requirement of gender registration.. Voting for the proposed measures is expected in two weeks.

Are the Netherlands about to abolish gender registration?

One might be tempted to think so, following the recent developments. First they liberalise the gender change legislation for trans people. Then the Justice Ministry orders an investigation into the issues with binary gender registration. Now an expert meeting will take place and conservative government party VVD calls for abolition plans to presented next year and next for month a debate is planned. Continue reading “Are the Netherlands about to abolish gender registration?”

New webinars in June 2015

trans rights are human rights
And so are intersex rights!

Between 16 and 20 June 2015 Vreerwerk will again organise a series of webinars on transgender and intersex developments on the human rights level. We will hold three webinars of two hours on the following themes:

  1. Recent developments in the European trans* and intersex theatre. Where do they stand rights-wise? What can we learn from them to advance our national cause?
  2. How can you use the UN to engage your government? What can we learn from good practices on both trans* and intersex?
  3. How to use the Yogyakarta Principles of human rights on sexual orientation and gender identity and expression (SOGIE) issues in national advocacy?

The costs are 89 (incl VAT) euro per webinar, 239 (incl. VAT) for all three.

When interested send an e-mail to vreerwerk@xs4all.nl and we will get back to you as soon as possible. Or fill this form:

Sex and gender domino

April 2015 is for trans* and intersex human rights in Europe a rather fortunate month. On the legal level that is. It still rains trans murders and suicides, not to speak of other atrocities. Which – cynically maybe – show precisely what we need that legislation for.

I want  your attention for two cities in two countries for two different important advances. The first town is Valletta, on Malta. The other is Geneva in Switzerland. And then for two more where no less important stones fell in Oslo, Norway and Strasbourg, France. Continue reading “Sex and gender domino”

World Health Day 2015

The United Nations have labelled April 7 World Health Day. A day to pay explicit attention to health issues. Since our focus is trans* and inter*, or differently (and more universally) put: gender identity, gender expression and sex characteristics, this is what we will look into.

Luxury

For transgender persons, or trans* people, or gender variant/diverse people, having a good health is often a luxury they cannot afford. Because they are not recognized as a group in need of specific health care (or even health care at). In many parts of the world including enlightened Europe, wishing to adapt your body’s sex characteristics is a frowned upon phenomenon. Both the general public and the medical sector may despise you for your needs.

World Health DayInsurance

The next issue is getting the health care covered by insurance. Of the countries that provide health care to relieve the plight of trans* people, most cover maybe the ‘basics’ and then still often on extraneous conditions. These so-called basics are not by definition what the trans* person asks. Because being trans* does not only concern those people who need to ‘switch’ genders for their well-being, but every trans* person who is in need of any health care to increase their well-being with their gendered and sexed body. Some people may need hormone replacement therapy because their natal sex hormones don’t agree with them. Some need to only get rid of (the largest part of) their breasts. And given the choice, the percentage of trans* women that insists in getting rid of their original genitals is not that high. In the Netherlands only 12% of the whole trans* population (estimated at 2 to 3% of the population) decides for medical assistance. Communication from Spain indicates a similar percentage.

Fate

In most countries doctors don’t agree with prescribing hormones or doing surgery upon a patient unless a psychologist has done a thorough assessment of the care user’s mental health and observes the presence of “Gender Identity Disorder” or “Gender Dysphoria”. That process of establishing the diagnosis can easily aggravate the presupposed dysphoria (a word that actually refers to severe depression, and by virtue of that is not a good term). When left to the discretion of a prejudiced medical profession, that has no good understanding of sexual orientation and gender identity (and expression) phenomena, they will try to explain things away, but not legitimize the existence of gender diversity. The higher the level of morals conservatism, the higher the chance trans* people will meet this fate and only can progress medically assisted gender transition with a diagnosis of severe mental disorder.

Standards

Also in the progressive Netherlands you cannot easily enter medically assistance with gender transition. Where the Standards of Care for transgender health care states that informed consent is the way to go, the Amsterdam gender team still insists in a lengthy psychological evaluation and in case you may encounter practical trouble (intensifying ‘dysphoria’, growing life problems for non conforming ..) they may prolong evaluation or when already on HRT, suggest you to lower the dosage. As if that were the issue. Doing so leads to iatrogenic increase of mental instability. Which in turn leads to a decrease of the patient’s health.

Assessment

Another issue that weirdly is coupled to a trans* person’s health, is Legal Gender Recognition and the preconditions for that. In Europe 33 countries require psychological or medical interventions before recognizing a trans* person’s wish to change their gender assignment; 19 still require sterilization and genital realignment. Only two states in the world give the possibility to change one’s gender assignment with no strings attached: Argentina, and Malta. Denmark comes next, but still requires a half-year wait (and being over 18 y.o.). Everywhere else, where there are regulations, psychological assessment is the least invasive requirement, also in the Netherlands. Only two to three countries take trans* people seriously. And only one of these has provisions for a non-male/non-female reassignment.

Malta

Laws and regulations can have an important effect on trans and inter* persons’ well-being. They regulate the conditions for legal gender change, for medical assistance: which interventions are available at all, which ones are insurance funded? For intersex (or inter*, because it can also be an identity and those more ‘intergender’ and the asterisk in both inter* and trans* indicates a vastness in possibilities). Only one state in the whole world, one state out of more than 192 states, prohibits explicitly that sex characteristics get adapted to a social ideal of having genitals clearly distinguishable as male or female. Everywhere but in Malta this is still legal, and standing practice.Human Rights Also for Intersex PeopleProgress

Engaging in these usually non-consensual surgeries is a gross violation of a person’s dignity and personal autonomy. Intersex genital mutilations – usually performed on minors – equals forced sterilisation of women for belonging to the wrong ethnic group (forbidden by the European Human Rights Court en the UN!). When asked a paediatrician they sometimes agree that in the past many errors have been made, but nowadays medical science is so much better that the results are incomparable with the sorry state of technique and results of twenty-five years ago. By using that argument they still deny people their right to bodily autonomy, to decide for themselves about their body. They preclude being OK with those genitals (or gonads or chromosomes), with their body and their life.

Power

The health of a person considered physically or mentally deviant is the explicit object of power play, of medical, psychiatric and legal paternalistic laws and practices. That goes against the most basic rights and that alone already is pretty bad for one’s health.

Redress for lifelong trans discrimination

A Buenos Aires court yesterday recognized the lifelong institutional violence, stigma and discrimination of a 60 year old trans woman in Buenos Aires during all of her life. The judge called it “Existential discrimination”. The woman was granted lifelong living wage as a reparation for all the violence. This is a necessity, because there is no justice without social economic justice being applied.

In the process the Yogyakarta Principles on the application of human rights law to sexual orientation and gender identity have been used extensively. A key role was played by Principle 20 on the right to effective remedies and redress. This elaboration of human rights law goes further than the regular use for legal gender recognition or the right to health and freedom from forced medical interventions. As do human rights in general.

Pink LAvender drawing of a woman looking in a hand mirror

The beneficary wants to stay anonymous. and four other 40-plus women are awaiting the decision in their cases. The case was brought on by the Mesa Nacional por la Igualdad, the Federación Argentina LGBT and the Asociación de Travestis, Transexuales y Transgénero (Attta). It was supported by the LGBT Ombudsoffice of the capital.

This case is the first in its kind to get a positive result. In 2013 Swedish trans people who underwent coerced genital surgery under the old law, tried to sue the state for this but the case got dismissed. They hope to now stand another chance.

This news comes from an e-mail by Mauro Cabral of GATE and an article on Infojus Noticias in Argentina. An update will be provided when there is more news.

Christelijk hoogleraar pleit voor wachten en conversietherapie

Afgelopen zaterdag14 februari 2015 verscheen er een opiniestuk in het Nederlands Dagblad, krant van conservatief christelijke signatuur, over transgenderkinderen. Dat staat bol van de misvattingen. Het stuk zelf is te vinden op nd.nl/opinie. Ik behandel de grootste problemen eruit.

In zijn opinieartikel d.d. 14-2-2015 schrijft professor Boer over transgender en genderdysforie. Daar zitten een aantal misvattingen in.
Als eerste dit: transgender is de identiteit en genderdysforie is de courante medisch-psychiatrische diagnose. Genderdysforie wordt gezien als een complex van aanhoudende klachten, die gepaard gaan met de innerlijke overtuiging niet tot het toegewezen geslacht te behoren en anders te willen leven, veelal in de rol van het andere geslacht. Transgender is ook geen spelen, maar een anders-zíjn. En het is geen stoornis, maar een genderidentiteit. Daarom moet genderdysforie ook verdwijnen uit handboeken als de Diagnostic and Statistical Manual, het handboek van psychologen en psychiaters.
Het idee dat genderdysforie door familiare of ontwikkelingsfactoren beïnvloed wordt, zoals de heer Boer stelt is een verzinsel, een vooroordeel. Conversietherapie waar hij op zinspeelt, is door onder meer de World Professional Association for Transgender Health (WPATH) en de American Psychological Association als onmenselijk, onwenselijk en krenkend gekwalificeerd.

Transgender is een genderidentiteitsontwikkeling die, zoals bij iedereen, al jong begint. Sommige mensen weten al met twee-drie jaar dat hun gevoel niet klopt met wat ze om zich heen zien. Veel volwassenen die dat als kind zo hebben ervaren, hebben in de tussentijd veel trauma’s opgelopen doordat ze niet konden zijn wie ze zich ten diepste voelden. Vanuit het idee het beste voor het kind te doen, is het beter wél in te gaan op de wens van het kind tot verandering, dan het te dwingen in een identiteit die het niet heeft en zeker niet door dwang zal verkrijgen.

Over de fuik van een behandeling: juist door open te kunnen zijn over wie men is en zich niet anders te hoeven voordoen (bijv. een homoseksueel leven leiden als idee van dichtst haalbare optie), voorkom je foute keuzes. Het blijkt dat het aantal “spijtoptanten” statistisch niet significant is (<1 procent) en uit onderzoek onder meer dan duizend transgenders door een kliniek in New York die met informed consent werkt, blijkt dat er nul mensen zijn die spijt hebben.

Nederlands dagblad

In tegenstelling tot wat de heer Boer suggereert, draait het helemaal niet om de medische behandeling. Om de mens te kunnen worden die je je voelt, hoef je alleen maar des stappen te zetten die jij voelt. Daarbij hoort veelal een wijziging van het juridische geslacht ter (betere) reflectie van de beleefde identiteit. En soms ook medische interventies, waartoe hormoonbehandeling behoort en eventueel operaties. Maar dit alles is niet wat de trans-persoon tot de man, vrouw of anderszins gegenderde persoon maakt die men zich voelt. De beleving van de gevoelde identiteit erkend krijgen is een mensenrecht. En zowel het gedwongen worden tot medische interventies teneinde het lichaam aan te passen omdat de wet dit vraagt (in Nederland gebeurt dit gelukkig niet meer), als het niet kunnen aanpassen van het lichaam, zijn schendingen van de mensenrechten. Internationale verdragen stellen duidelijk dat men het recht heeft op erkenning voor de wet en dat ongewenste medische interventies gelijk staan aan wrede en ongebruikelijke behandeling.

Juist omdat de hormoonbehandeling en de eventuele operaties niet de kern van een transitie zijn, worden pubers helemaal niet geopereerd. In plaats daarvan krijgen zij puberteitsremmers aangeboden zodat ze in alle rust kunnen nadenken over wat zij met hun toekomst willen. Het kenmerk van de puberteitsremmers is juist dat er niets onomkeerbaars gebeurt. Met zijn brief zet de heer Boer de lezers van uw krant dan ook op het verkeerde been: hij suggereert dingen die gewoonweg niet gebeuren.
Ik hoop vurig dat degenen die naar de heer Boer zijn verwezen een hulpverlener vinden die meer respect heeft voor hun identiteit.

J. Vreer Verkerke
bestuurslid Transgender Europe
mede-oprichter Transgender Netwerk Nederland