Genderzorg hoeft niet gebonden te zijn aan ontrechte psychiatrische diagnoses. De meeste mensen hebben die ook niet nodig. Daarin lopenmedische processen en de WPATH Standards of Carre 7 achter. Dat blijkt ook uit een inteview dat Mare Van Hove had in het Belgische holebitijdschrift Zizo met de Gentse endocrinoloog Guy T’Sjoen.Een van de dingen die Mare Van Hove vraagt is “Bent u er voorstander van dat mensen makkelijker van gender kunnen veranderen? Sommige mensen wijzen wel eens naar Argentinië, waar je nu in principe kan binnenwandelen in een gemeentehuis en daar de registratie van je geslacht vrijblijvend kunt laten aanpassen. Ziet u daar iets in?”
T’Sjoen antwoordt: “Ik zie daar zeker iets in, maar wij hebben natuurlijk niet die ervaring. Ik denk dat het voor 90 tot 95 procent van de gevallen een goede keuze zal zijn dat er geen professionele hulpverlener aan te pas moet komen, maar er is een groep met een eerder psychiatrisch probleem die wel enige begeleiding zou kunnen gebruiken. Daarom denk ik dat het misschien toch niet slecht is om na te denken over een systeem dat enige begeleiding voorziet. Vooral in het voordeel van de meest kwetsbare groep. Genderdysforie kan soms immers een symptoom blijken van een ernstig psychiatrisch beeld. Het zou jammer zijn dat iemand zichzelf zwaar in de problemen werkt als het te makkelijk is om alles aan te passen. Dat is wellicht de uitzondering, maar toch is het onze verantwoordelijkheid om mensen met zo een probleem te beschermen.”
T’Sjoen zegt daarmee dat de allermeeste mensen helemaal geen voorportaal nodig hebben. Vergelijk dat met het Amsterdamse genderteam dat van geen wijken wil weten. Ook in de de hoofden van medici begint langzaam door te dringen dat de meeste mensen het wel redden zonder speciale zorg. Zeker als ze weten dat ze ergens terecht kunnen, dat er zorg is waar die nodig is.
Zorg die er is voor de mensen die dat nodig hebben, wanneer ze dat nodig hebben, zoals ze die nodifg hebben. Dat is gewoon fatsoenlijk zorgbeleid, niets speciaals. Voor iedere vorm van zorg die nodig is moet voldoende beschikbaarheid zijn. Dat voldoende betekent ook dat je niet slechts op één plek in het land terecht kunt. Trans*mensen weten het zelf ook: er is niks geen rocket science in het transitie, het is vooral het opboksen tegen eigen en andermens normen en ideeën over de vastheid van genderidentieiten en vooral rollen. Herinterpreteren van jezelf.
Concreet betekent dit dat er wel degelijk een uitbreiding van de genderzorg nodig is. maar ook dat die op een andere manier moet plaatsvinden. meer naar ambulante psychosociale hiulp, dus naar opleiding en training in seksualiteits- en genderzaken. Deze moet ruimschoots beschikbaar komen zoals dat met andere zorg ook zo is. Omdat dit moet worden opgezet zal daar voorlopig meer geld nodig zijn. Als het eenmaal deel is van curriculum en praktijk, is het geen speciaal budget meer.
Ik vraag me ten zeerste af in hoeverre die uitbreiding van de klinische zorg noodzakelijk is. Haal de drempel van een verplichte psychiatrische intake weg en vertel mensen dat ze niet perse naar Amsterdam hoeven, maar ook een andere endocrinoloog die met geslachtshormomen werkt kunnen opzoeken (en het VUmc niet gromt en dreigt): dat haalt al veel druk weg. Per juli is er ook geen medische behandeling meer verplicht in Nederland en zal de vraag naar chirurgie – afgezien van een inhaalspurt mogelijk – uiteindelijk afnemen. Dat zien we ook in andere landen waar chirurgie geen verplichting is. Slechts een deel van de groep acht het dan noodzakelijk voor zichzelf, ook waar die zorg vergoed wordt.
Het beste is zorg decentraliseren – mogelijk m.u.v. chirurgie die aan bekwame handen gebonden is – en de investeringen vooral in echte zorg te doen, niet in een keuringspsycholoog die aan handen en voeten gebonden is als zhe hulp wil verlenen. Daar is zhij nl. niet voor in dat RLE proces. Ik pleit dus nadrukkelijk voor een reorganisatie van de zorg en een andere besteding van waarschijnlijk minder geld.
De verplichte psychiatrisering is denk ik ook deels het neveneffect van het nostalgisch idee dat de patiënt zelf niet weet wat er mis is, en dat daar een dokter in een witte jas een serieus oordeel over moet geven. De patiënt is tegenwoordig behoorlijk goed geïnformeerd, en de dokter is niet meer het alwetend farmaceutisch orakel. Het bemoederen van de patiënt behoord tot de verpleegkunde, niet tot de arts of psycholoog. Het feit dat een patiënt zich aanmeldt met een medisch probleem, zou al voldoende signaal kunnen zijn dat er daadwerkelijk iets mis is, en dat medisch ingrijpen noodzakelijk zou kunnen zijn door middel van hormoon behandeling en eventueel chirurgie, gelet op de toestand en wilsbeschikking van de patiënt.